In de tijd van de Spanjaarden was het gebied van de Maya’s afgesloten van de buitenwereld. Alleen de lokale bevolking wist iets van de ruines van de oude steden. In 1839 bezocht een Amerikaanse reiziger, John Lloyd Stephens, met een Engelse architect, steden in het zuiden van het Mayagebied, zoals Copan en Palenque. Ze maakten daar een verslag van met bijzondere tekeningen van de ruines.  Daardoor kwam er opeens heel veel belangstelling voor de oude steden. Daarvoor waren al meerdere mensen naar het gebied gegaan, maar de verhalen die ze vertelden en de tekeningen die ze maakten werden bijna nooit door iemand serieus genomen, behalve dus door Stephens. Het was de tijd van de beroemde ontdekkingsreizigers, zoals Charles Darwin. Maar de meeste Mayasteden zijn niet door ontdekkingsreizigers maar door rubbertappers ontdekt. Rubbertappers zijn mensen die van de rubberboom sap aftappen om daar rubber van te maken. Zij gaan vaak het regenwoud in en hebben daarom veel Mayasteden gevonden.

 

Waar ook veel dingen zijn gevonden zijn cenotes. Cenotes komen voor plekken waar geen bovengrondse rivieren zijn. Als het daar regent sijpelt het water door de grond naar ondergrondse rivieren. Op sommige plaatsen is de grond ingezakt en is er een met water gevulde holte ontstaan. Cenotes waren voor de Maya’s heilige plekken, omdat ze de ingang naar de onderwereld waren. Veel cenotes werden gebruikt om offers in te gooien, ook mensen. Veel onderzoekers zijn gaan duiken in cenotes om de offers omhoog te halen. Hierdoor weten we nu veel meer over wat ze offerden, maar ook hoe ze leefden kunnen ze terug vind in en rond om cenotes. Dat kunnen ze nagaan met speciale apparatuur die de botten van de geofferde mensen onderzoekt. Naast de cenotes stonden vaak kleine gebouwen waar priesters rituelen uitvoerden voor dat iets geofferd werd. Wat wel raar is dat er eerst niet zo veel werd geofferd, maar toen de ondergang begon kwamen er steeds meer offers. Waarschijnlijk kwam dat doordat de offers voor de regengod Chaak waren. In die tijd was het waarschijnlijk heel droog en hebben de Maya’s bij de goden gesmeekt om regen.